De trendjongens weten het zeker: Nederland gaat in de komende jaren opnieuw cocoonen. Onder invloed van allerlei politieke en gebeurtenissen rond gewone mensen zoeken we onze eigen ruimte weer op. Ons territorium, zoals de psychologen dat noemen. Daar kunnen we het mee doen. Toch, als je ziet hoe bijna iedereen zijn/haar tuin afpaalt, die nadrukkelijk van die van de buren scheidt, ongewenste inloop en inkijk probeert te weren, is die visie misschien niet zo erg ver bezijden de waarheid.
Gelukkig hebben we er een andere, veel vriendelijker klinkende
aanduiding voor: privacy om in bikini (of minder) op je gazon te kunnen
liggen zonder beloerd te worden en zonder aanloop van honden met
sanitaire aandrang of op kattenjacht. Vandaar dat tuinafscheiding een
onlosmakelijk gegeven is bij de inrichting van tuinen en tuintjes van
aaneengesloten stadswoningen.
Even een terugblik op een situatie die de ouderen onder ons zich nog wel
van kort na de oorlog herinneren. We wilden vooral openheid, niet meer
de hokjes van vroeger. Doorzichtigheid was troef. Zo leek je tuintje met
zijn uiterst krappe maatvoering tenminste nog wat. Een gemetseld
muurtje, 180 cm hoog en 150 cm breed als scherm tussen het
trottoirtegelterrasje langs de achtergevel. Ja, dat mocht nog net. Dan kon
je zien of althans veinzen niet in de gaten te hebben, wat de buren aan het
doen waren.
Van open naar gesloten
Van die opgedrongen openheid zijn we teruggekomen. Tuinafscheiding heeft wel degelijk bestaansrecht, zelfs een functie. Het begon echter niet zo vriendelijk. De betonplaten schoten als voorlopers van de Berlijnse muur uit de grond. Hard, lelijk, onverbiddelijk. Laatst was er nog zoiets te zien in een toch geavanceerde wijk met prestigieuze koopwoningen: een tuin, die was afgepaald met manshoge betonschuttingen. Begroeid zullen ze wel iets minder grimmig ogen, maar rond de nog maagdelijke grond leek het een kruising tussen een oorlogsbunker en een gevangenisluchtplaats.
Later kwamen de houten palissaden in zwang. Die oogden veel natuurlijker en omdat we steeds meer op de natuurlijke toer gingen, moesten ze het vriendelijke alternatief bieden. Helaas gingen die gepunte palen (vaak niet diep genoeg in de grond gestoken) schots en scheef staan. En de windscheuren erin werden steeds groter; tot splijtens toe. Vervolgens doken de vlechtschermen op. Dunne houten stroken, gevat in een raamwerk, geheel behandeld tegen rot. Je kon ze laten ‘vergrijzen’ of – als je ze mooi donker wilde houden – om de paar jaar met een preparaat inkwasten. Wat dan weer niet zo gezond was voor de intussen omhoog gewoekerde klimplanten en de vaste borderbegroeiing langs hun voet, Intussen ontstond tevens de strijdvraag hoe dicht of hoe open een tuinafscheiding mocht (of moest) zijn. De buren hadden daar ook zo hun ideeën over, want met het afscheiden van je eigen tuin markeer je immers ook die van je naaste buren. Nog niet zolang geleden bedachten hekontwerpers daar iets aardigs op: een vlechtscherm met quadrangulaire of driehoekige, vensterachtige openingen, ingevuld met lijstjes.
Een beetje uit het beeld verdwenen tuinafscheidingen zijn de vroeger zo
populaire muren van betonnen sierblokken. Waar zijn de vario’s, de
claustra’s, de weserwaben gebleven? Hun open structuur bood allerlei
mogelijkheden. Zo’n muur was niet echt helemaal dicht. Je kon er
plantjes tussen laten groeien om de gaten op een buur- en
natuurvriendelijke manier toch op te vullen.
Muren die jaren geleden zijn gezet blijken nog steeds even fraai. De
consequentie van het bouwen van een tuinmuur is: een forse fundering,
mimimaal 60 m diep in de grond aan te brengen. Zo’n kwart van je hoge
investering zit dus verborgen in de bodem. En bij grote lengten moet je
dilataties maken om breuken in het bouwsel op te vangen.
Ga bij het kiezen van een tuinafscheiding, van welke soort dan ook,
sociaal te werk. Vergeet niet dat je buren tegen de achterkant ervan
moeten aankijken. Doe het dus in redelijk overleg, eventueel met een
afspraak en deling van de kosten.
Te over
Zonder nu direct van een rage te spreken is toch vast te stellen, dat er de laatste tijd in (of bij) de tuin steeds meer wordt gebouwd. Er steeds meer kastjes, maar vooral ook tuinhuisjes verschijnen. Ook in dit opzicht is er sprake van een duidelijke verbetering in kwaliteit en stijl. Voor deze soorten bouwsels wordt zonder al te veel problemen geld uitgegeven en daarop hebben diverse fabrikanten ingespeeld. Er is tegenwoordig een keur aan producten te koop, veelal in de vorm van bouwpakketten: blokhutten, kinderspeelhuisjes, bergingen voor gereedschap en tuinmeubilair, prieeltjes, carports, pergola’s, zelfs complete serres.
Het pakketsysteem bespaart natuurlijk veel werk en je bereikt er een professioneel ogend resultaat mee. Uiteraard is het duurder dan iets helemaal zelf maken. Maar je moet wel een heel goede dhz-timmerman zijn om zo’n klus geheel met eigen handen uit te kunnen voeren. Althans, als je iets wilt bouwen, dat stijl en kwaliteit uitstraalt. Een van de meest toegepaste bouwmethoden is het systeem, waarmee wanden eenvoudig met inkepingen op de hoeken in elkaar wordt gestapeld. Dit levert een uiterlijk met een Scandinavische sfeer op. Zo’n bouwsel beantwoordt het best aan de term blokhut.
Voor tal van tuinbouwsels zijn vergunningen nodig. De gemeentelijke overheid bekijkt het door u geplande zeer kritisch, voordat zij er één verleent. Het bouwsel moet esthetisch verantwoord zijn, aan brandveiligheidseisen voldoen en bovendien mogen de buren er nog hun zegje over doen.
Het is altijd verstandig om vooraf te bepalen of een bouwvergunning nodig is. Soms is een simpele melding al voldoende. Bij aanschaf van bijvoorbeeld een serre of blokhut als bouwpakket kan de leverancier eventueel de nodige aanvraag verzorgen of daarbij behulpzaam zijn.
Vanzelfsprekend heb je voor tuinmeubelen en meest extravagante tuinsets geen vergunning nodig. Voor zover dete een toch wel normaal uiterlijk hebben.
In sommige wijken is wel sprake van een commissie die kijkt of tuinbouwsels of bepaalde tuinmeubelen wel in het straatbeeld passen.